Om een beeld te geven van de evolutie van de angiografie, moeten we
twee gelijklopende evoluties volgen. De ontwikkeling van de
röntgentechnieken, nodig om de visualisatie van de bloedvaten
te
bekomen, alsook het ontstaan van katheters en de daaraangerelateerde
technieken.
De eerste vormen van katheterisatie vinden we reeds in 3000 V.C. waar
de Egyptenaren blaaskatheterisaties uitvoeren met metalen buisjes. In
4000 V.C. al werden holle rietjes gebruikt om harten van lijken te
bestuderen.
In 1711 bracht Hales een katheter gemaakt van glas en de trachea van
een
gans in, tot het hart van een paard.
In 1844 slaagde Claude
Bernard er in om
een kwiksonde in de
halsslagader van een paard te brengen en die verder op te schuiven tot
in de linker voorkamer, dit om de druk in het bloed te meten. In de
volgende veertig jaar heeft hij die techniek verder ontwikkeld en
verbeterd, en dan ook toegepast op aandre dieren. Door zijn baanbrekend
werk is men gekomen tot de huidige vormen van katheterisatie.
In 1896 werd voorhet eerst een beeld gemaakt van de bloedvaten door
gebruik te maken van stralen en contrast media. er werd toen gebruik
gemaakt van kalk dat ingespoten werd in de bloedvaten van een
geamputeerde hand van een lijk. Dit gebeurde door Hascheck en
Lindenthal.
De eereste katheterisaties uitgevoerd op mensen waren vooral die van
Fritz Bleichroeder, E. Unger en W. Loeb in 1912. Zij waren de eersten
die katheters inbrachten bij de mens, maar zonder gebruik te maken van
röntgenstralen.
Ook de chemotherapie die opkwam in die periode vereiste het toepassen
van katheters. Dit om de medicatie direct in het bloed toe te dienen.
Fritz Bleichroeder bracht kathters in bij honden in de slagaders en
liet ze dan gedurende een paar uur ter plaatse, hij stelde hiermee
vanst dat dit geen
complicaties meebracht, nog de vorming van klonters.
Op 26 juni 1926 verkreeg Egaz Moniz bij zijn negende poging, een
succesvolle angiogram van het hoofd bij een levende patiënt.
Dit
is
dan ook het eerste gedocumenteerde angiografisch onderzoek bij levende
mensen. Hiervoor werd jodium ingespoten in de
carotis van de
patiënt.
In 1929 experimenteerde de Duitse Werner Forssmann met
urologische
katheters op menselijke lijken. Hij ontdekte dat het opschuiven van en
katheter van de arm naar de rechterkamer door de aders heel gemakkelijk
ging. Hij ging daarna zo ver dat hij een dergelijke katheter in zijn
eigen arm inbracht en onder fluoroscopie begeleiding, met een spiegel
om zelf te kunen volgen, naar zijn hartkamer opschoof. Dit maakte van
hem de eerste persoon die een hartkatheterisatie kreeg. Voor het het
ontwikelen van die techniek en het verder ontwikkelen ervan, kreeg hij
in 1956 de nobelprijs.
In 1934 kwam een jonge
student, Ziedses Des Plantes, in zijn thesis tot
twee neiuwe technieken dei de radiologie in grote mate zouden
beïnvloeden: de tomografie en de substractie. Voor
dit laatste
plaatste hij een negatief beeld zonder contrasttoevoeging op een
positief beeld met contrasttoevoeging, hierdoor bekwam hij een
substractiebeeld waar enkel het contrast op te zien was. Deze techniekk
werd nog een vijftigtal jaar toegepast, alvorens de computer de taak
van de substractie op zich zou nemen.
In 1953 otwikkelde Dhr. Sven Ivar Seldinger een techniek om zowel het
linker- als
het rechterhart vlotte doen verlopen. Deze techniek werd
algemeen
overgenomen en toegepast door andere onderzoekers en is nu de
standaardmethode voor het aanprikken van bloedvaten voor een
katheterisatie.
Tussen 1940 en 1950 werden verschillende technieken
ontwikkeld om
de bloedvaten te onderzoekken, onder ander door het inspuiten
van
contrastmedia.
In 1964 ontdekte Dr. Charles T. Dotter het concept van het
herstellen
van de bloedvaten door te werken in het bloedvat zelf, of de
transluminale angioplstia. En in 1977 werd de eerste ballondilatatie
uitgevoerd door de Drs. Andreas
Gruentzig, Myler en Hanna te San-Fransico, dit
voor het eerst in een cath-lab en enkel onder fluoroscopische
begeleiding. Dit is belangrijk aangezien ballondialtaties eerder werden
gedaan onder narcose in een opperatiekamer..
In 1967 ontwikkelen Kurt Amplatz, G. Formanek, P. Stranger en W. Wilson
katheters met speciale voorgevormde bochten, om te gebruiken bij de
katheterisatie bij
aanprikkenvan de arteria femoralis.
In de daarop volgende jaren werden verschillende innovaties gedaan die
de toekomst van de angiografie zoudenbepalen. Het uitvinden van de
voerdraden en "stuurbare" katheters en een aantal systemen die de
angioplastie verder doet evolueren. Men is nu in staat om eengroot deel
van de bloedvatproblemenop te lossen door eentoegangsweg te nemen langs
de bloedvaten zelf. Denk hierbij een embolisatie (stoppen vanbloeding
of doorbloeding), dilatatie (verwijden van dichtgeslibte
vaten),stenting (steunsystemen aanbrengen voor de bloedvatwand om
dichtklappen te voorkomen),tot het verwijderenvan plaques en aanslag op
de vaatwanden,...
Het gebruik van laser werd niet het verhoopt succes, maar
andere
systemen werden wereldwijd aanvaard en gebruikt. Zoals roterende
atherectomie systemen (rotablator) en intravasculaire echografie.
In 2002 werd de 25ste verjaardag gevierd van de angioplastie bij
"wakkere" patiënten. d.w.z. zonder narcose.
Nu de MRI en de CT-scan meer een meer de klasieke angiografie
verdrijven voor diagnostische doeleinden, is de angiografie meer
aangewezen voor de directe behandeling. De angioplastie is nog steeds
in opmars. Momenteel zijn er studies bezig om angiografie toe te passen
onder MRI begeleiding. Al staat die techniek nog in kinderschoenen,
toch blijkt nu al dat dit in de toekomst meer zal gebruikt worden. Het
opent in elk geval meer mogelijkheden, die zowel voor de
patiënt
als de onderzoeker veiliger zijn, al was het maar omdat er geen
röntgestraling meer nodig zijn.